Het lijden van de tegenwoordige tijd
21 augustus 2018 - Hemsbach, Duitsland
We zijn aangeland op een gemoedelijke camping aan de Rijn, ongeveer 5 kilometer vanaf Bingen. Bij het inschrijven treffen we een gemoedelijke beheerder of wat er voor door moet gaan. Onze vragen over tarieven, douchemunten e.d. vindt hij schijnbaar onbeduidend. Hij wuift ze eigenlijk allemaal weg, met een gebaar van, komt goed en ga het maar ontdekken.
Op de Rijn ploeteren de boten tegen de stroom in. De stampende motoren moeten flink werken om de schepen kruipend stroomopwaarts te verplaatsen. Het verbaast ons keer op keer hoe tergend langzaam dit gaat. Overdag zijn we, nadat wij een pauze hebben gehouden ,door verschillende boten zeker drie keer ingehaald. Wij putten hier hoop uit. Ook in een langzaam tempo en als je maar blijft trappen kom je er ook.
We maken beiden een goede nacht. Mees wekt me zelfs, want om 7 uur lag ik nog in diepe slaap. Het verrukkelijke bier na een dag ploeteren en resterende witte wijn uit Nederland heeft me goed gedaan. Mees heeft toch wat klachtjes. Een zeurende spier in zijn rug en ook een kuitspier doet vervelend pijn. Vervelend en Mees trekt een meelijwekkend zielig gezicht. Hij vermand zich echter en even later zitten we toch goed geluimd op de fiets.
Het pad langs de Rijn dat wij vervolgen is werkelijk abominabel slecht. Het is vergeven van hobbels en bobbels veroorzaakt door boomwortels. Het asfalt zit vol gaten en kuilen. We moeten omzichtig rijden om met onze zware bepakking de wielen en banden niet te slopen. Gelukkig houdt het materiaal zich goed en krijgen we geen panne.
We vorderen gestaag en nadat we met de pont de Rijn richting oostelijke richting zijn overgestoken, verandert landschap. In de verte zien we heuvels – of bergen- opdoemen en spiegelen elkaar voor hoe het is om daar over heen te gaan. Beide moeten we er nog niet aan denken. Gelukkig is de route van Reitsma die we volgen ons genadig en rijden we er omheen.
Tijdens de middag stop, bespreken we bij een boterham hoe we het landschap ervaren. Mees ervaart het als redelijk afwisselend, wat ik hem niet kan nazeggen. Eigenlijk vind ik het saai en meer van hetzelfde. Soms heb ik zelfs het idee dat we door een gebied rijden waar we een paar dagen geleden ook al doorheen gereden zijn. Een gebied met slechte betonpaden, met veel gaten en voortdurend langs gleuven. Ik krijg even het idee dat ik in een trein voort dender.
De landerijen, bieten- en maisvelden liggen er droog en verdord bij. Van de mais oogst komt niets terecht. Op ons pad zien we geoogste mais kolven liggen met geen korrel mais er in. Het is een treurige aanblik. Af en toe rijden we door een gebied waar het graan al vanaf is gehaald. Ik waan me hierdoor in de woestijn. De hitte van vandaag levert hier zeker een bijdrage aan. Op enig moment is ook ons water op en krijg ik luchtspiegelingen te zien van groen oases met heerlijke waterbronnen. Niets minder is waar, er is in de verste verte geen water te bekennen. Ik maak me zorgen, want er doemt hoofd pijn onder mijn hersenpan op. De brandende zon, de inspanning en het gebrek aan water eisen hun tol. Gelukkig worden we binnen een paar kilometer ‘gered’ door een vriendelijke werknemer van een machine fabriek. Hij wijst ons de plek van hun douches en wc. We maken dankbaar van de gelegenheid gebruik om ons, naast water innemen, tevens op te frissen. We kunnen er weer tegen aan voor de laatste 40 kilometer.
Onderweg bespreken we regelmatig hoe we ‘er bij zitten’. We hebben het allebei niet gemakkelijk. Mees heeft een modern ‘Brooks’ zadel, dat eigenlijk een plank van plastic is. En hoewel een hard zadel voor dit werk het beste is, hoor ik hem nu bij zo’n beetje elke hobbel au roepen.
Mijn onderlichaam heeft het ook flink te verduren gehad de laatste dagen. Door het transpireren zijn er schrijnplekken ontstaan. Ik smeer me gek met Sudocreme en crème Bioforce, maar het wordt gaande weg pijnlijker.
Tijdens de laatste 20 kilometer wordt mijn nek door vermoeidheid meer en meer pijnlijk en zet de hoofdpijn lekker door. Ik snoep nog maar eens van de ruime voorraad paracetamol, om ook het laatste deel te ‘overleven’. Mees ploetert ondertussen dapper voort en ik bemerk niet dat hij een slechte nacht heeft gehad. Hij lijkt nog over voldoende energie te kunnen beschikken.
In het laatste deel van onze rit overdenk ik de zin van al dit ‘lijden’ en kom tot de reeds eerder aan Mees geuite conclusie, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die ons in Rome geopenbaard zal worden…
Morgen doen we Heidelberg aan en hopen een antwoord te krijgen op de vraag, waartoe dient al dit lijden.
21082018/Kees
Misschien eens een dagje rusten/ heel weinig kilometer rijden?
Zeggen de signalen van pijn niet genoeg?
Lief dat je zus zich ook wel wat zorgen maakt als dat nodig is. Maar jullie vorderen gestaag en ondanks de soms hobbelige wegen.wat jullie achterwerk (ik zeg het netjes Mees) dan ook nog moet verduren. In ieder geval moed houden!!!
Groetjes en sterkte.
W.b. Mees z'n achterste. Naar mate de dag vordert, verschuift zijn vocabulaire van pijn in m'n achterste naar kont, naar reet. 't Is maar dat u het weet.
Verder moet hij gewoon niet zeuren.
Groet Kees